Algemene uitleg
Het vak educatief ontwerpen wordt
gedoceerd door professor Engels aan de Vrije Universiteit Brussel. In het
eerste semester krijgen de studenten de theoretische achtergrond aangeboden
waarover de studenten een schriftelijk examen moeten afleggen in de eerste
zittijd. Dit examen is een openboek examen waarbij leerlingen verschillende
vragen en casussen moeten oplossen over de leerstof die ze doorheen het eerste
semester hebben behandeld. In het tweede semester moeten de studenten deze
theoretische kennis toepassen in een praktische taak. Dit is een authentieke
taak waarbij de studenten in een groep een educatieve rondleiding moeten maken
voor een museum. De studenten moeten informatie opzoeken over het museum en op
een creatieve manier deze informatie verwerken in een rondleiding. De kennis
die in deze taak wordt opgedaan wordt getoetst aan de hand van verschillende
manieren. Voor deze taak maken de leerlingen een boekje waarin hun plan voor
het educatief ontwerp wordt beschreven samen met de link naar de theoretische
achtergrond. Verder maken ze ook een logboek, waarin ze schrijven welke stappen
ze allemaal ondernemen en welke gevoelens ze ervaren bij het werk en bij het
samenwerken met de andere groepsleden. De leerlingen stellen hun project ook
nog voor aan hun medestudenten, professor Engels, haar assistente en de
opdrachtgevers. Deze taak wordt op verschillende manieren geëvalueerd. Er vindt
een peerassessment plaats waarbij de groepsleden elkaar moeten beoordelen. Er
is een zelfassessment onderdeel waarbij de studenten zichzelf moeten evalueren.
Verder reflecteren de studenten in een logboek waardoor ze zichzelf ook steeds
gaan evalueren. Professor Engels en haar assistente evalueren het logboek, het
afgewerkte product en de presentatie voor de groepsleden. De opdrachtgevers
evalueren het afgewerkte product en de presentatie. Door middel van al deze
methoden in het eerste en tweede semester krijgt professor Engels een
totaalbeeld van de competenties van de studenten.
De context
Dit vak staat voor 6 studiepunten en
180 lestijden. Deze 180 lestijden worden onderverdeeld in 172 uur aan
zelfstudie en 26 uur aan werkvormen en praktische oefening. Dit vak is een
jaarvak en loopt dus van het eerste tot het tweede semester. Studenten van de
derde bachelor psychologie kunnen dit vak volgen. Verder zitten er in dit vak
ook mensen die de bachelor agogiek volgen en mensen die een schakelprogramma
psychologie, agogiek of onderwijskunde volgen. Dit vak wordt ook als keuzevak
aangeboden binnen de faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen.
Concreet materiaal
Naast bijgevoegd concreet materiaal,
het evaluatieblad. Zijn professor Engels en een aantal studenten geïnterviewd
naar hun ervaringen met dit vak.
Professor Engels biedt binnen dit vak
verschillende vormen van evaluatie aan vanwege de leerdoelen en de inhoud van
het vak. Belangrijke doelstellingen zijn bijvoorbeeld het zelf leren evalueren,
maar ook leren samenwerken met het werkveld. Dit laatste wordt bijvoorbeeld
bewerkstelligd door het werkveld de student ook te laten evalueren. Zo leert de
student of wat hij/zij gedaan heeft goed was. Professor Engels was niet bekend
met het UDL. Na een korte uitleg gaf zij te kennen dat deze manier van werken
volgens haar niet bij elke vorm van onderwijs past. Desondanks ziet ze het
kenmerk van UDL om zoveel mogelijk rekening te houden met de doelgroep als een
zeer positief punt. Dit probeert zij ook zeker in haar eigen lessen. Haar eigen
lessen ervaart ze als erg positief doordat de studenten veel leren op het
gebied van zelfsturing. Helaas kosten deze verschillende vormen van evaluatie
echter veel tijd van de leerkracht. Bij andere vakken, met meer studenten, is
ze dan ook de vormen van evaluatie aan het herzien.
De studenten van dit vak gaven te
kennen dat ze deze manier van evalueren konden appreciëren. Zo vertelde een
studente ons dit: “Het feit dat je op meerdere manieren geëvalueerd word
vind ik persoonlijk wel positief. Het feit dat je jezelf moest evalueren gaf de
mogelijkheid tot inzicht, bewustwording van je eigen manier van werken waardoor
je jezelf kon verbeteren doorheen het proces. De peerevaluatie vond ik ook goed
omdat je zo de mensen die er heel hard aan werkten ook de credit kon geven
tegenover dat je de mensen die er een beetje hun voeten aan veegden ook bekend
kon maken. Doordat je ook een presentatie moest geven kon je zowel op je
mondelinge als op schriftelijke capaciteiten beoordeeld werd. Ook was het fijn
dat je zowel door de proffen beoordeeld werd als door de opdrachtgevers. Het
feit dat iedereen een individueel portfolio moest bijhouden vond ik ook goed
aangezien iedereen dan ook nog eens apart beoordeeld wordt waardoor de proffen
ook konden zien wat je individueel maakte.” Toch dient professor Engels er
rekening mee te houden dat niet alle meningen heel positief waren, sommige
mensen vonden een peerevaluatie “achterbaks” omdat het kon zijn dat de
groepsleden tijdens hun groepswerk er niet eerlijk voor uitkwamen als iemand
zijn werk niet goed deed. Een studente vond ook dat er meer mondelinge feedback
moest worden voorzien na de taken.
UDL Verantwoording
Dit vak past binnen principe 2
richtlijn 6 omdat de studenten op verschillende manieren kunnen aantonen wat
ze hebben geleerd. De toetsing gebeurt aan de hand van een theoretisch
examen en een praktisch component waarbij de praktische component nog op
verschillende manieren wordt geëvalueerd. Dit gebeurt aan de hand van een
peerassessment, een zelfassessment, een logboek, een boekje met de afgewerkte
taak, een evaluatie van professor Engels en haar assistente en een evaluatie
door het werkveld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten