Evaluatieformulier dat voor het
aanvatten van de taak wordt gegeven
Het uitgetypte interview met professor Struyven
1. Waarom stelt u op het examen van verkenning van het actuele onderwijslandschap verschillende vragen die aansluiten bij de verschillende leerstijlen?Ze wil dat studenten meer leren dan alleen maar kennis. Ze wil ze inzichten laten zien. De vragen moeten een weergave zijn van wat we in de cursus gedaan hebben.
2. Waarom geeft u voor de taak een verbetersleutel met richtlijnen?Ah de criteria. Het is belangrijk dat studenten goed weten hoeveel punten bij welke taak hoort, dan kunnen ze zelf keuzes maken op basis van de belangrijkheid. Welk deel van de taak is belangrijker dan een ander deel kunnen leerlingen hiermee te weten komen. Ook die criteria om samen met de andere persoon die nakijkt om zelfde cijfers op te komen. criteria die je meegeeft gaat studenten natuurlijk sturen, daar moet je rekening mee houden.
3. Kent u het Universal Design for Learning? Kan u dit kort omschrijven?Ik ben vooral vertrouwd met differentiatie. UDL sluit daar volgens mij sterk voor aan. verschil dat UDL uit leerstijlen werkt en niet uit beperkingen.Differentiatie is voor mij breder, verschillen in tempo bijvoorbeeld. denk dat er wel veel gemeenschappelijke delen zijn. Ik kende die term niet echt.
4. Heb u zich hierdoor laten inspireren? Weet u dat u gebruik maakt van deze principes?Nee. ik geloof heel sterk in de kracht van een groep. dat een groep tot heel interessant lering kan komen. omdat een groep uit verschillende personen bestaat. dan geef ik ze de vrijheid om aan hun groep en leerprocessen vorm te geven. De kracht van feedback geloof ik sterk in. De taak ook te bespreken, punten aan koppelen, naar criteria in te vullen. wat gaat goed, wat gaat niet goed. zo geef ik feedback voor volgende taken. zo groepsprocessen en individuen te inspireren.
5. Wat vind u zelf positief en negatief aan uw manier van werken?individuele taak: vanuit de feedback van studenten, meeste zijn tevreden. maar de begeleiding van de individuele taak kan beter. ze verwachten meer sturing. dat probeer ik op te volgen volgend jaar. misschien moet ik het wel verplicht maken, minder motiverend maar dan ligt het wel op schema. examineren: niet expliciet. door vragen bij kennis vragen vind ik wel moeilijk om individuele verschillen te corrigeren. als een groep goed werk heeft geleverd zal het groepsexamen ook goed gaan. als er verschillen in de groep zijn is dat moeilijk in het groepswerk naar voren te krijgen. klein kantje van de examineren. oplossing is beetje dat 50% van de punten op de individuele taak gaan en er is ook vorm van peerassessment. examen telt maar voor een klein deel. vind het wel belangrijk dat het zo blijft. weet niet of individueel examen daar naar toe te stappen. Ben wel tevreden, maar met dat ene punt niet zo.
6. Werkt u bij andere vakken op een andere manier? Waarom?ik werk wel graag met taken. ik ben pas echt beginnen leren en gemotiveerd toen er taken kwamen. dat ik door bepaalde taken of thema’s gegrepen werd. ik probeer wel altijd te voorzien dat er een individuele scoring is bij groepstaken. als het een grotere taak is bouw ik ook individueel deel in. zo kan iedereen nog los van de groep presenteren.
7. Worden alle studenten zo betrokken? Leerstijlen etc.ik denk wel, maar er zijn groepen in die daar sterker in sturen. bepaalde leerstijlen komen anders of beter aan bod. de groepswerken geven veel vrijheid om zelf te werken zoals men wilt. voor mij als leerkracht is het moeilijker om te zeggen nu ga ik dit doen voor dit type student. bijvoorbeeld ook werkstudenten. daarom probeer ik flexibel te zijn met taken die ze zelf kunnen doen. Of dat ze i.p.v. 3 nu 2 taken maken. en geef ik ze persoonlijke feedback.
Antwoorden van de leerlingen over de percepties van het vak.
1. Waarom was het positief of negatief dat we aan het begin van het trimester een evaluatieblad van de taak kregen?
A: Zeer positief, zo wist je aan welke punten je moest werken bij het maken van de taken. Je kon je concentreren op die aandachtspunten, waar je anders misschien had overgekeken.
B: Het was zeker positief om een evaluatieblad te ontvangen. Zo kreeg je inzicht in wat de prof belangrijk vond en zo bleef het niet vaak voor e student zelf.
C: Dankzij dit blad kon je beter een planning opmaken en kreeg je een beter inzicht in wat belangrijk is en wat niet.
2. Waarom vonden jullie het positief of negatief dat professor Struyven verschillende soorten vragen stelde op het examen?
A: Positief. Wanneer de vragen eentonig zijn, of steeds in dezelfde richting worden gesteld raak je in een éénduidig denkpatroon. Door verschillende soorten vragen te krijgen kijk je altijd op een andere manier naar de leerstof. Je wordt uitgedaagd om het eens vanuit een andere hoek te bekijken. Dit maakt het wel moeilijker, maar de leerstof dringt zo veel dieper door.
B: Zo had je zeker de kans van een vraag te kennen uit een hoofdstuk en moest je wel alle thema's gelezen hebben.
C: Elke student heeft een eigen manier van leren en dankzij deze vragen kreeg iedereen de kans om te kunnen laten zien wat hij kan. Ik ben bijvoorbeeld beter in inzichtvragen en kreeg hierdoor de kans om dit ook te laten zien.
3. Leer je door deze manier van examineren meer inzicht te krijgen in de leerstof en het werkveld? Waarom?
A: Wanneer ik louter een cursus moet van buiten leren ben ik enkele weken na het examen ruim de helft van de leerstof terug vergeten. Wanneer ik echter taken moet maken, zaken moet opzoeken en een heel semester intensief bezig ben met de leerstof blijven deze zaken veel langer hangen. Op het mondeling examen werd iedere taak dan nogmaals besproken waardoor de leerstof nog eens extra in het hoofd werd geprint. Door deze manier van examineren werden ook andere vaardigheden getraind: opzoeken, refereren, schrijven, goede bronnen verzamelen enzovoort. Dit was een zeer goede oefening voor mijn masterproef, waar ik dit academiejaar aan werk.
B: Ja. Omdat je theorie en praktijk bij elkaar samenbrengt. Nu had ik tenminste het gevoel dat wat ik aan het leren was, ook nuttig was.
C: Ja, want de casussen waren zo opgesteld dat we het gevoel kregen dat we mensen konden helpen met onze kennis. Omdat de onderwerpen ook aansloten bij mijn interesses was dit zeker en vast interessant. Ik voelde me dankzij deze casussen beter betrokken bij het werkveld en kreeg een zicht op wat er allemaal speelt in het werkveld van onderwijskunde. Dit geldt ook voor de taak en het examen. Dankzij het groepswerk bespraken we ook de verschillende casussen en hierdoor kregen we nog meer inzicht in de leerstof.
4. Zijn jullie door deze twee initiatieven meer betrokken bij de leerstof? Waarom wel of niet?
A: Ikzelf was meer betrokken bij de leerstof. Niet enkel door de wijze van examineren, waar ik een groot voorstander van ben. Maar ook omdat de leerstof mij erg interesseerde. We werken met actuele thema's (professionalisering op de werkvloer, onderwijshervormingen...). Dit maakte de leerstof boeiender en vooral relevanter.
B: Ja. Het was zeer gedifferentieerd en heel interactief wat het boeiender maakte.
C: Ja. Dankzij deze lessen kreeg ik een beter inzicht op de leerstof. Alles moest vanuit de studenten zelf komen en hierdoor zocht je veel sneller iets op en was je actiever met je leerstof bezig. Wanneer je in de les zit en een hoorcollege krijgt neem je veel minder op en bekijk je de leerstof pas tijdens de blok, dankzij deze lesmethode bekeek je de leerstof al veel vroeger.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten